KAAIENDONK
Vijf dagen lang heet Oosterhout Kaaiendonk. Met alles erop en eraan. Het ‘sauwelen’ of ‘tonpraoten’. Da’s de traditie waarbij je je verschuilt achter een typetje dat in plat Brabants vrijuit alles en iedereen op de hak kan nemen. Het zusje van een van mijn ‘maoten’ was hier een ster in. Ze is dan ook actrice geworden, op nationale televisie maar liefst, Kaaiendonk ’s trots. De zaterdagochtend waarop we naar het gemeentehuis gingen, om te zien hoe de macht werd overgedragen door de burgemeester aan Prins Carnaval met de symbolische sleutel. Met de vader van een andere ‘maot’ de kroeg in op zaterdag. Om te kijken of hij het nog aan kon, met ons het café in. En de open deur bij diezelfde vriend om een uur of 19:00. Waar we allemaal naar binnen gingen om onze rommelende magen te sterken met boerenkool, snert of nasi. Iedereen mocht naar binnen, iedereen was erbij, hoe dronken ook. De vijf dagen dweilen, van café naar café waar je iedereen tegenkwam van nu en van vroeger. Het gemak, alles even anders, de liefde en natuurlijk het bier en alles waar je achteraf liever niet over praat. De optochten met wagens met de allerdroogste grappen over de 360 ‘normale’ dagen in het dorp (wat echte Oosterhouters overigens steevast ‘stad’ blijven noemen, want stadsrechten, echt waor hoor!). En het verbranden van de papier-maché-boerenpop op dinsdagavond, waarmee het einde van de gekte een feit was. De dag daarna kon je nog een assenkruisje halen en haringhappen. Dat heb ik als niet-katholiek nooit gedaan, maar nog 1 laatste biertje op de woensdag wel natuurlijk.
FOMO
Dit waren de tradities van mijn vrienden en mijzelf, degenen waarmee ik opgegroeid ben. En ik heb besloten dit jaar niet te gaan. Ik ben nu 43, heb 2 kinderen die Brabant alleen kennen als het huis van opa en oma en die niet weten wat ‘hossen’ en ‘kindercarnaval’ is. Ik drink ook geen alcohol meer en dan is het toch niet hetzelfde. Makkelijk besluit dus, om in Utrecht te blijven. En toch voel ik een kleine spanning. Niet helemaal blij met mijn besluit. Ergens ongemak in mijn lichaam, dat ik er niet bij ben. Dat ken ik goed uit mijn jeugd. Het slechte gevoel als ik er 1 carnavalsdag niet bij kon zijn, doordat mijn kater echt te groot was. FOMO! hoor ik de millenials roepen. Zou zomaar kunnen, maar ik denk dat het ook iets anders kan zijn.
SYSTEMEN ZOEKEN BALANS
Systemen zoeken balans. Altijd en overal. We zien het in onze natuur. Ecosystemen kunnen alleen bestaan bij de gratie van een perfect afgestemde uitwisseling tussen alle soorten in het systeem: vegetatie, microben, dieren en mensen. Als er genoeg voedselaanbod is en er zijn genoeg organismen die het voedsel opeten, dan bestaat het systeem en is er rust. Als er te veel aanbod is (bijvoorbeeld stikstof) of te veel vraag (een overschot aan wilde zwijnen na een winter met een overvloed aan voedsel), dan wordt het systeem verstoord en kan het onomkeerbaar omklappen. Dan kan het zijn dat op een plek waar ooit rivieren stroomden en nijlpaarden zwommen er ineens de Sahara ligt.
Ook je eigen lichaam is een systeem dat gezond is als er balans is. Als je suiker toevoegt aan het systeem van je lichaam, maakt je alvleesklier direct insuline aan. Dit stimuleert de opname van suiker in je cellen, waardoor suiker verbrand kan worden. En daarbij komt de hoognodige energie vrij. Je bloedsuiker daalt. Mensen met diabetes kunnen je haarfijn uitleggen wat je lichaam voelt als de balans verstoord is.
En sociale systemen, ook die zoeken balans. We kennen de varkenscyclus uit onze economieboekjes. Dat is het verschijnsel in de economie dat overschotten en tekorten van een bepaald product elkaar afwisselen, doordat aanbieders massaal reageren op de hoogte van de prijzen, maar tegen de tijd dat deze reactie doorwerkt op het aanbod, is de prijs alweer omgeslagen. Het systeem zoekt naar balans.
Organisaties, die zoeken ook naar balans. Als de nadruk te lang ligt op winst maken, dan zullen je medewerkers vragen om aandacht voor sociale cohesie, gezondheid en verbinding in het team. Als je de jeugdzorg te ver weg vindt staan van de mens en je brengt het naar de gemeenten, dan zal naar een paar jaar de vraag ontstaan om meer coördinatie vanuit het Rijk te voeren. En als je heel sterk inzet op zelfsturing, dan zal de roep om stevig leiderschap vanuit de top de kop opsteken.
POLARITEITEN
Ik vind dit mateloos interessant. Alles komt altijd in 2-en, in paren, in paradoxen, in polariteiten, in tegenstellingen. Toen ik dit laatst zei tegen een groep deelnemers in een training zei er iemand: ‘Ik heb toch wat moeite met de stelling dat dit altijd zo is! Het kan toch ook zo zijn dat dit soms niet zo is, is er geen grijstint tussen?’. Zij liet met deze vraag prachtig zien wat er gebeurt als je hard duwt op 1 kant van een polariteit. Toen ik zei dat het altijd zo is dat alles in polariteiten komt, gaf zij direct stem aan de andere kant van de polariteit: ‘altijd’ vs ‘soms ook niet’. Als je heel sterk aandacht geeft aan de ene kant van een polariteit, dan zal het systeem direct balans gaan zoeken en stem geven aan de andere kant.
LEIDERS & POLARITEITEN
Ik denk dat het als leider (of als veranderaar) belangrijk is hier oog voor te hebben. Anders gaat de niet-gehoorde kant van de polariteit de dynamiek in een organisatie bepalen. En als je dit te lang vergeet, dan zal het systeem hard gaan overcompenseren om de balans terug te vinden. Dat kan schadelijk zijn. Ecosystemen kunnen over hun tipping-point gaan en verdwijnen. Mensen krijgen diabetes. De economie valt in een crisis. De jeugdzorg zwalkt van centraal naar decentraal en weer terug. Onze organisaties worden stram, vijandig, niet-ondernemend of verliezen hun effectiviteit. Goede leiders weten hoe ze beslissingen nemen waarbij ze duidelijke keuzes maken en tegelijkertijd oog hebben voor de andere kant van de polariteit. Die andere kant krijgt vaak stem via de ‘minderheid’. De mensen die een afwijkende mening hebben. Die een ander geluid laten horen. De lastige dwarsliggers. Het nemen van echte besluiten en vervolgens de wijsheid van de minderheid toe voegen. Of met andere woorden, de andere kant van de polariteit aandacht te geven. Zodat het systeem in balans blijft en niet hoeft te overcompenseren.
FLES BIER DAN MAAR?
Misschien is mijn onbestemde, onrustige gevoel bij het besluit niet te gaon zuipuh met mène maoten inderdaad FOMO. Het kan ook iets anders zijn. Carnaval is een prachtige culturele manier om te zorgen dat orde in de lokale samenleving kan bestaan. De meeste mensen volgen het hele jaar netjes de culturele regels rond hoe we omgaan met machtsverschillen, conflicten, seks, betekenisgeving, normen en onze verwantschapssystemen. Ze onderdrukken de impulsen uit hun reptielenbrein en functioneren netjes in het systeem. Om te zorgen dat het systeem niet gaat overcompenseren, breken de mensen er vijf dagen per jaar even helemaal uit. Ze doen alles wat je gewoonlijk niet doet. Grappen over de machthebbers, achter een masker alles doen wat god verboden heeft en iedereen is gelijk. Vijf dagen alles op zijn kop als ventiel om het systeem 360 dagen te kunnen laten bestaan. Om te voorkomen dat de ‘andere kant van de polariteit’ gaat saboteren.
Maar eens eventjes goed bij mezelf te rade gaan. Is mijn onbestemde gevoel FOMO, of is het gewoon erg verstandig om zo direct na mijn bezoek aan de motorbeurs met mijn Utrechtse vrienden toch maar eens een paar flessen niet-alcoholvrij bier open te ploppen? Om heel verstandig de andere kant van de polariteit aandacht te geven en te voorkomen dat mijn eigen reptielenbrein gaat overcompenseren in de rest van 2020.
Comments